De rekenkamercommissies van de gemeenten Elburg, Nunspeet, Putten en Oldebroek heeft onderzoek uitgevoerd naar het Regionaal Account Jeugd (RAJ). Deze organisatie was verantwoordelijk voor de uitvoering van het jeugdbeleid.
Vanuit het verrichte onderzoek luiden de lessen voor de toekomst dat het onmisbaar is om een gedeelde visie op inhoud en financiën te hebben die nodig is om samen te werken. Verder is continuïteit in beleid en uitvoering van de jeugdzorg noodzakelijk en dat er sprake moet zijn van een consistente bekostigingssystematiek. Daarbij geldt als uitgangspunt om de gestelde inhoudelijke en financiële kaders die bij een uitvoeringsorganisatie zijn belegd regelmatig te evalueren en zo nodig te herzien.
In 2015 zijn gemeenten zelf verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van jeugdzorg. De zes gemeenten uit de Regio Noord Veluwe (Elburg, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Harderwijk en Ermelo) hebben deze uitvoering gezamenlijk opgepakt. Hiervoor is onder het samenwerkingsverband Regio Noord Veluwe (RNV) een Regionaal Account Jeugd ingericht. In januari 2018 is het Regionaal Account Jeugd overigens opgeheven en zijn de uitvoeringstaken ondergebracht bij de uitvoeringsorganisatie Meerinzicht (MIZ). Bij de overdracht van de werkzaamheden van het RAJ aan Meerinzicht bleken diverse zaken niet op orde te zijn. Dit zorgde voor problemen bij de overdracht en bracht onverwachte extra kosten met zich mee. Voor de gemeenten was verder niet inzichtelijk welke kosten gemaakt werden voor de jeugdzorg.
De gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Elburg, Nunspeet, Oldebroek en Putten (ENOP) heeft zodoende besloten onderzoek te laten doen naar de gebeurtenissen bij het RAJ en de lessen die daaruit te trekken zijn voor toekomstig jeugdzorgbeleid. Het doel van het uitgevoerde onderzoek is uit de gebeurtenissen lessen te trekken voor het toekomstige jeugdzorgbeleid en eventueel andere (gemeenschappelijke) regelingen.
De centrale vraag bij het onderzoek is hoe de raden, colleges en ambtelijke organisaties van de ENOP-gemeenten in 2015-2017 hun rol en verantwoordelijkheid in de sturing, monitoring en controle op de RAJ hebben vormgegeven en uitgeoefend, en wat kan hieruit worden geleerd voor de toekomst van de jeugdzorg en eventueel andere (gemeenschappelijke) regelingen. Het onvoorziene effect van de tijdelijkheid en tijdelijke inrichting van het Regionaal Account Jeugd speelt een belangrijke rol. Weliswaar waren er afspraken over taken en verantwoordelijkheden, alleen door het tijdelijke karakter van de uitvoeringsinstelling was er weinig tot geen continuïteit in de organisatie van het RAJ. Verder leek het werken met bevoorschotting voordelen te hebben. Alleen in de praktijk leidde dit tot incorrecte of te late facturering door zorgverleners. Door het werken met één bankrekening voor alle gemeenten werd uitsplitsing van werkelijke zorgverbruik- en kosten moeilijk en ontstond er juist financiële onduidelijkheid. Deze financiële onduidelijkheid en inmiddels oplopende tekorten leidde ook tot een verminderd vertrouwen in de regionale samenwerking van de betrokken gemeenten en raden.
De nadruk in raadscommissies lag op de financiële problematiek en steeds minder op de inhoudelijke samenwerking en (gezamenlijke) visie op jeugdzorg. Uiteindelijk besloten de gemeenten (nog in de periode van het RAJ) de regionale financiële solidariteit op te heffen. Verder hebben onduidelijke afspraken de sturing vanuit de raden bemoeilijkt. Ook de informatievoorziening vanuit het RAJ naar de wethouders bood te weinig handvaten voor sturing. Wel hebben er bestuurlijk her en der interventies richting RAJ plaatsgevonden. Ondanks dat de door RAJ verstrekte informatie gebrekkig was en weinig tot geen handvaten tot sturing en beheersing bood, is informatie tussen de verantwoordelijke wethouders en raden wel actief gedeeld.
Het college van burgemeester en wethouders reageert schriftelijk en geeft aan hoe zij deze aanbevelingen verwerken in hun beleid. “De Rekenkamercommissie adviseert om duidelijke kaders te geven om te sturen op de uitvoering. Wij hebben in het Meerjarenplan Samenleving opgenomen dat we gaan werken met duidelijke beleidsdoelen. Medewerkers worden op dit moment opgeleid om deze beleidsdoelen te formuleren en hier concrete indicatoren aan te koppelen. Via een monitoring wordt de voortgang aan de raad gerapporteerd zodat de raad en het college kunnen sturen.”
Het college vervolgt: “In het rapport wordt aanbevolen om regionaal samen te werken op basis van een gezamenlijke visie en vertrouwen. Daarnaast blijft er volgens de onderzoekers wel ruimte om lokale accenten in het beleid op te nemen. Als Putten werken we samen met de gemeenten in de regio op beleidsniveau. Op het gebied van toegang en bedrijfsvoering hebben we gekozen voor een lokale invulling. Wij hebben een raadswerkgroep Jeugd aangesteld. Hierin komen zowel de inhoudelijke als financiële aspecten aan bod. Daarnaast hebben we een stuurgroep Jeugd ingesteld die eens per zes weken bij elkaar komt. In deze groep zitten de wethouder van financiën, de wethouder Jeugd, gemeentesecretaris en ambtenaren. Dit is een grote verbetering ten opzichte van de periode van het RAJ, toen de afstemming tussen inhoudelijke en financiële ambtenaren soms wel plaatsvond maar nooit structureel werd.”
“Volgens de Rekenkamercommissie is het van belang dat er heldere afspraken worden gemaakt en vastgelegd zodat zowel bestuur als raad goed zicht kunnen houden op de uitvoering. De raad is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van Grip op Jeugd. Hiermee zijn verschillende afspraken gemaakt over het Jeugdbeleid. De wethouder rapporteert per kwartaal de resultaten van dit beleid zodat de raad zicht houdt op de voortgang. Intern heeft de wethouder toezicht op de uitvoering via bovengenoemde stuurgroep”, aldus het Puttense college.